Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn vijanden smaden mij al den dag; die [tegen] mij [17]razen, [18]zweren bij mij. 16. Te weten, de Babyloniers, of Chaldeen. 17. Zie de aantekening bij hfdst.5 vs.6. 18. Dat is, als zij zweren dat zij iemand kwalijk behandelen zullen, zo dreigen zij dat zij hem zo zullen africhten, dat hij mij zal gelijk worden. Of, zij gebruiken mijnen naam tot een formulier van vervloekingen. Verg. Num.5:21; Jes.65:15; Jer.29:22, met de aantekening. Anders: zweren tegen mij.